Geboren te Antwerpen op 24 juni 1923.
Overleden in Putte Kapellen op 27 augustus 2001.
Op 24 juni 1923 werd Stan Baele te Antwerpen geboren.De bekende kunstcriticus Roger Avermaete adviseerde Baeles ouders hun zoon naar de academie te sturen.Hij doorliep de volledige cyclus van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Antwerpen; dan genoot hij nog tot 1946 een verdere vorming aan het Nationaal Hoger Instituut. Gaf professor Walter Vaes hem gouden raad in schilderstechniek, dan leerde Karel de Posson hem de ziel of de geest van een schilderij aanvoelen. Stan Baele werd dus vrij klassiek gevormd. In 1945 kon hij in oud-Antwerpen beschikken over een eigen atelier. Maar twee jaar later richtte hij in een oude jachthut in het Rivierenhof te Deurne een bijna legendarisch geworden tweede atelier in. Daar nam zijn schildersavontuur een aanvang.
KONINKLIJKE ACADEMIE en HOGER INSTITUUT Voor SCHONE KUNSTEN te ANTWERPEN
Kosmische Kunst.
In een tijd dat massa"s ismen uit het buitenland onze kunst overspoelden, en ook Stan Baele overstelpten, bracht hij, reeds in 1946, de moed op heel wat gevestigde waarden overboord te gooien en als het ware opnieuw te beginnen met ontdekking van zichzelf zonder invloed van buitenaf.Die kosmisch abstracte periode zou tot 1959 duren. Baele was toen sterk theosofisch en filosofisch gericht. Van dag tot dag en van jaar tot jaar oefende hij een mediatieve denkwijze. Hierdoor kon een dieper begrip van natuur, mens en kosmos ontstaan en was hij in staat de verschijnselen van het leven te peilen.Baele verkoos de blik naar binnen, het opbouwen van een innerlijke cultuur en de primauteit van het zuiver stellen van de geest. Hierbij distantiëerde hij zich van de optornende ismen van buiten en van het materialisme dat het omgaan met de geest had verleerd. Zijn werk uit die tijd vertoonde grotendeels een abstract karakter, maar was dan bezield met geestelijke inhoud: het wilde gevoelens uitdrukken zonder herkenbare beelden. Ook de picturale middelen getuigden van een ascese: de meest elementaire kleuren – rood, geel, blauw en zwart en wit in de meest elementaire vorm. De grootste misvatting is de verbreide gedachte dat met de tijd ook zijn schilderstechniek zou ontwikkeld zijn, dat hij al doende heeft geleerd ! Buiten het logische gevolg van al doende leren ( de ervaring hoofdzakelijk geestelijk – abstract ) was hij begiftigd met een aangeboren talent als tekenaar-schilder. De techniek van beide was reeds en is ontwikkeld in de jaren 1937 tot en met 1946.
Hoewel Stan Baele zijn naturalistische geaardheid zeker niet verloor (voor 1946 waren de schorren aan de beneden- Schelde, het land van Waas en de Kalmthoutse heide zijn werkterrein voor ruimte en landschapsstudies geweest en in 1952 deed een reis naar Zwitserland hem bergmassieven, rotskloven, ravijnen en bronnen ontdekken), moeten we zijn toenmalige werken toch in het geestgebied situeren. Het geestwezen drukt zich daarin vooral uit, dat de mens ontwikkelingsvatbaar is, wat zich bij Baele met louterende intensiteit openbaarde. Terloops stippen we aan, dat ontwikkelingsvermogen en veranderingskracht, kenmerkende verschijnselen van het zielenleven, hem in zijn tweede periode, als hij zijn blik naar buiten gaat richten, evenzeer zullen fascineren.
In 1946 schilderde hij 'Organisch leven', een eerste poging om een werk tot stand te brengen zonder beïnvloeding van buiten, louter gegroeid van binnen naar buiten.
Tegen de heersende begrippen van de tijd in, die de inhoud schromelijk negeerde, wilde Baele hoofdzakelijk de vormen doorgronden. Markante schilderijen uit die eerste periode geven een beeld van zijn ontwikkelingsgang 'Meditatie' (1947) en 'Duivelsritus' (1948) staan in zeker opzicht regelrecht tegenover elkaar: de geordende gedachten in het eerstgenoemde mystieke schilderij contrasteren immers met het chaotisch laten gaan van de gedachte, want overgeleverd aan driften, in het tweede schilderij ' De Dood' (1948) impliceert een eerste culminatiepunt en een aanwijzing in welke richting hij verder moest. Dit theosofisch geïnspireerde werk onthult het raadselachtige van het bestaan: het ontbinden en het opgaan in de kosmos. 'Kruiswijding' (1954) sober gehouden van kleur en met zijn bijna rechtlijnige kompositie, markeert een culminerend punt: de kosmische Christus, een gecondenseerde geestesgewaarwording, een geïnitieerd moment. Ook het geestelijke 'Evocatie' dateert uit die periode, (1955). 'De val' (1959) ervaren we als een laatste culminatie en tegelijk als een afsluiting van Baeles zwevende periode,nl. de val van de geest in de stof. Vertoonde voorheen haast alles een stijgend karakter, dan zijn hier alle bewegingen naar beneden gericht. In 1958 zag Brussel Baeles eerste tentoonstelling (Galerie Lautrec) van kosmische werken. En twee jaar later hield hij een tweede tentoonstelling van gelijkaardige werken in Antwerpen zijn geboortestad.(Galerij Dorekens ).
Dr. Raymond Piper, Ph. D. Boston University, Professor of Philosophy – Syracuse University, U.S.A., die werkte aan een boek over ' Cosmic Art ' waarin werken van Stan Baele zouden verschijnen schreef : ' In Stan Baele we meet that rare artist who comprehends the nature of fine art and who has committed his life-long training and struggle to realizing it'.
De indolente etappe 1959-1963 betekende een weinig vruchtbare tussenfaze van stilzwijgen en inzinking. Maar met 'Gotisch requiem' (1964), een waar scharnierschilderij, werd Stan Baele als het ware weer wakker op het kerkhof. Het is een nostalgisch terugblikken binnen een wat spookachtige compositie, waarin een geheimzinnig licht toch hoopvol straalt. Van toen af zou zijn werk langzaam opklaren. Jarenlang bleef hij in de ban van de gotische vormgeving. Van die gotische obsessie getuigt ook 'Nostradamus' (1965), hem ingegeven door de serene wijding van de Parijse Notre Dame. Ook ' Te Deum '. Hier krijgen tal van symbolische attributen en het overwinnende licht hun vertolking. Baele schildert een venster, wijzend op een contact met de stad, de metropool als een abstracte stadsmolecule, architecturen aangevreten door de giftige stedelijke atmosfeer.' Metropolis ' , 'Ramen open op de toekomst'.
Tegenover de stad neemt hij een ambivalente houding aan. Maar stilaan begint de natuur opnieuw de bovenhand te krijgen. Reizen naar Frankrijk,Spanje,Duitsland,Oostenrijk en Italië betekenen niet louter een escapisme, want ze stimuleren zijn interesse voor spelonken, afgronden, rotsen, branding, en water: bovendien brengen ze zijn verbeelding op gang i.v.m. de verhouding geest, mens en natuur. In het schilderij 'Ecce homo' (1967) reminisceert de afbeelding van een boomstronk min of meer naar de vorm van een figuur: het gelaat heeft het ondefinieerbare grijs van een uitgedoofd haardvuur. De mens wordt verbonden met de natuur. Wouden, bomen, stronken en wortels verschijnen in zijn werk. Die onderwerpen getuigen van zijn overgang naar het naturalisme. De blik naar buiten komt actief op gang. Gewapend met de voorheen verworven technische middelen, gaat hij genetische waarnemingen, het kosmische dat zich manifesteert in de natuur, tot uitdrukking brengen. De sporen van menselijke aanwezigheid in ruïnes, kastelen, kerken en steden treffen hem. Architecturale littekens spoort hij evenzeer op als gefossiliseerde resten. De gestolde vorm van het leven ziet hij in het leven zelf terugkomen. Vandaar de passie voor de vezelstructuur van stronken, voor bijna anatomisch gevormde bomen en voor wortels – een vorm van leven, hoewel in de grond vastzittend. Bij Stan Baele ontdekt men een manier van animeren van het motief die op een samenhangend weten, op een voor velen verborgen realiteit berust. Vanuit zijn optiek verdiept hij zich in de Bijbel, die vol mededelingen staat die betrekking hebben op de natuur. Hij raakt onder de invloed van Teilhard de Chardin, die de voortschrijdende ontwikkeling van het bewustzijn in de geschiedenis van de aarde zag als de zin van de evolutie.
Vooral van 1969 af kan men in zijn oeuvre spreken van een definitief openbreken van de natuur. Stan Baele wil de bedreigde natuur voorstellen zoals zij in harmonie bestaat, het wonderbaarlijke ervan weergeven, aantonen dat bomen levende wezens zijn, hoe watervallen rotsen uitslijten en hoe de hoogste scheppingskrachten hebben gewerkt om de gesteenten tot stand te brengen. Hij suggereert de syncretisering van verschillende vormen en ontplooit hierbij een specifieke vorm - en lijncadans.
Het element dier begint een belangrijke rol te spelen, Baele observeert en schetst veelvuldig dieren in de Antwerpse Zoo. Men voelt zijn heimwee om het teloorgaan van zekere soorten. Baeles tekeningen naar dieren vormen de antithese van wat traditionele animaliërs ons hebben opgedist. Hij stelt zich de vraag hoe dieren zich aanpassen en handhaven en hoe ze opvallen in de natuur. Vandaar zijn aandacht voor het raadselachtig verschijnsel van de aanpassing voor mimicry, de mutaties, de ecologie en het dierengedrag, voor de frappante huidtekeningen van zebra"s, tijgers en vlinders, voor de mysterieuze oriëntatiezin van vogels, het hunkerend springen van paarden en het fenomeen van de horde. Aanvankelijk stond in Baeles oeuvre de tekening in het teken van de schilderij, zoals ook de aquarel een aanloop tot het schilderij vormde. Gaandeweg werd aan beide een zelfstandige rol toebedeeld. Vanaf 1964 werd het aquarel ontwikkeld en vanaf 1971 werd de tekening autonoom.
Van 1970 af exposeert Stan Baele zijn gerijpt werk ook in het buitenland: Frankrijk, Italië, Israël en de V.S. De schilderijen van de jaren "70 tonen de natuur in volle ontplooiing : o.a. 'Groeiënigme' (1970) en 'De eerste dag' (1972) . Hij zoekt het wezenlijke van het leven – het ontstaan van de vormen en de ritmiek van het groeien – en wordt geboeid door Jungliaanse archetypen als boom, bron en delta. De hele wereld is doortrokken van een oerwijsheid. Niet zonder nieuwsgierigheid, maar tegelijk met de diepste eerbied voor de wereldgeheimen probeert Stan Baele door te dringen tot de zin van die oerwijsheid. Hij laat zich bij zijn werk leiden door dezelfde wijsheid die de natuurorde beheerst. In de stilte van zijn ruim tuinatelier in Putte is de scheppingskracht van Stan Baele ongemeen intensief geworden, 'Veelarmige delta', ' Land - en watergolven ',' Verscheurde beuken' en 'Oerkern' zijn enige titels uit de alsmaar wassende reeks schilderijen. De veelal grote formaten kaderen adequaat met de grootste visie.Typisch is ook, dat menig motief vanuit de lucht lijkt geobserveerd of althans toch vanaf een zekere hoogte.In een soms wazig kleurenfeest staat alles indrukwekkend gestructureerd. Onder de handen van menig middelmatig kunstenaar is het begrip kosmisch synoniem geworden van de reinste humbug. Dit heeft Stan Baele wantrouwig gemaakt tegenover dit begrip .Zijn werken uit de volgende periode betitelt hij dan ook als kosmisch naturalisme; (waarbij' kosmisch' enkel nog als adjectief fungeert).
Meer nog dan vroeger ontwikkelt hij andere technieken om datgene wat hem boeit te symboliseren. Dank zij zijn inktschilderingen heeft Stan Baele zich meer dan ooit ingeleefd in de dierenwereld, zich verdiept in het mysterie ervan. Zijn tekeningen en schilderijen van dieren openen trouwens perspectieven die men nergens aantreft bij de conventionele 'animaliers'. hij heeft zich ook intensief beziggehouden met inktschildering. Hij vertelt :'het bijzondere ervan is dat ik gebruik maak van de Chinese - of Japanse inktsteen. Het zeer diepe zwart van die blokjes, dat in water tot inkt wordt gewreven, laat me toe de allerfijnste grijzen te maken . Ik wil dit bezwaarlijk Chinese - of Japanse inktschilderingen noemen, al doen ze er mij wel aan denken'.Daarom noemen we ze gewoon inktschilderingen. In een oneindig gamma van grijze tonen en tinten, en op papiersoorten van eigen bodem, heeft Stan Baele zijn specifieke onderwerpen, zijn eigen beeldtaal, tot uitdrukking gebracht, kosmisch - kleinschalig, groots op klein formaat. De meeste schilderingen zijn met het penseel rechtstreeks op het papier aangebracht, zonder voorafgaande schets met potlood, noch met enige mogelijkheid tot correctie achteraf. De specifieke grijzen met hun eindeloze schakeringen, komen het meest treffend tot hun recht in de inktschilderingen op Lana - papier. Op dit papier, herkenbaar aan de chamoisachtige tint, kan niet met de pen worden gewerkt. Wel heeft hij pen - en inktschilderingen uitgevoerd op wit papier van Steinbach. De inktschilderingen deden Stan Baele een aspect aanboren, dat hij met andere technieken niet kon oproepen.
Ondertussen mag ook de door hem ontwikkelde nieuwe techniek niet vergeten worden, de pigmenttekeningen. Hoewel pastel noch aquarel, bestaat ze uit het impregneren van kleurpigmenten op vooraf behandeld tekenpapier van Ingres. Op het stramien van subtiele ondergronden blijven alle bewerkingen mogelijk tot zelfs het creëren van witte partijen door 100 verwijdering van het vooraf aangebrachte pigment.Stan Baele noemt dit simpelweg 'nieuwe techniek' omdat niemand het hem voordeed. Hij heeft in de jaren die volgden deze materie verder uitgebouwd en op haar uiterste mogelijkheden afgetast.De fragiliteit van toon herinnert niet zelden aan breekbaar porselein.Zijn antieke beelden vooral nog op de lijn geaxeerd, dan doemt een recente omfloerste figuur haast als een visioen op. Of : de subtiliteit ten top gedreven.
In 1981 voltooit hij het grote en betekenisvol schilderij 'De Triomf van de Geest', waaraan hij zelf veel waarde hechtte.
In de jaren die volgen na 1986, het jaar van zijn laatste tentoonstelling blijft hij zonder ophouden werken creëren in alle technieken die hem eigen zijn: van Lavis-aquarellen (mono)' Drinkende leeuwen ',' Edelhert', 'Gestrande schepen' en vele andere, chromo-aquarellen (veelkleurig) 'Droombomen, Chinese Sparren, Herfst enz', Nieuwe Techniek (pigmenttekeningen) 'Darwin',' Einstein',' Sneeuwlandschap',en een hele reeks over de 'Apocalyps' tot olieverven zoals 'Nirvana', 'Holle weg', … .Ook zal het overlijden van zijn laatste en tevens beste vriend een reeks van prachtige intrieste werken opleveren in alle beschikbare uitdrukkingsvormen.
In 1999 werd het oeuvre dat Stan Baele in de laatste 15 jaar voortbracht met succes tentoongesteld.Een laatste tentoonstelling met de kunstenaar op de vernissage, ingeleid door een Frans Boenders.
Het zijn stuk voor stuk werken waarbij de toeschouwer ongetwijfeld stil wordt om sprakeloos naar het voortsuizen van de tijd te luisteren.